Inleiding:
Welkom allemaal.
Terugkijkend op de viering van 11 juni hebben Marij, Suze en ik de indruk dat het thema en de keuze van de lezingen in combinatie met het lied Halleluja niet echt uitnodigde tot een gedachtenwisseling. De uitgedeelde teksten van het lied sloten helaas niet aan bij de gehoorde uitvoeringen. En de teksten van de lezingen waren mogelijk moeilijk te plaatsen bij het thema ‘Je gedragen weten’ en het lied Halleluja.
Laat ik eerst een toelichting geven op het lied Halleluja van Leonard Cohen.
Cohen schreef in 1988 ongeveer 80 verzen van het nummer en gebruikte bij opnames en uitvoeringen regelmatig een andere selectie van de verzen.
Het lied is in de loop van de tijd meer dan 300 keer gecoverd vaak met deels eigen verzen. Er bestaan dus heel veel verschillende versies van het lied. Toch hebben bijna alle versies als de eerste twee verzen de verwijzing naar David en Batseba.
Halleluja is een Hebreeuws woord dat 'Glorie aan de Heer' betekent.
Het lied laat zien dat er vele soorten Halleluja's bestaan. De verzen verwijzen vaak naar worstelingen waarmee wij mensen te maken hebben.
Leonard Cohen zegt daarover: Alle volmaakte en gebroken Halleluja's hebben een gelijke waarde. Het is een verlangen om mijn geloof in het leven te bevestigen, niet op een of andere formele religieuze manier, maar met enthousiasme, met emotie."
Helaas hebben wij niet alle 80 verzen kunnen vinden. Vele zijn raadselachtig of zelfs dubbelzinnig.
Maar sterk is het vers dat vaak als afsluiting gebruikt wordt. Vrij vertaald luidt dat. Ik heb mijn best gedaan, het was niet veel. En ondanks dat het allemaal verkeerd ging zal ik voor de Heer van het lied staan en Halleluja zingen.
In deze viering lezen we het vervolg van de eerste lezing van twee weken geleden.
In de overweging willen we stilstaan bij de betekenis die deze Bijbelteksten voor ons kunnen hebben.
Overweging.
De 1ste lezing die we zojuist gehoord hebben is het vervolg op de eerste lezing van twee weken geleden. En het verhaal gaat nog verder. Dat zal ik straks kort samenvatten.
Maar voordat ik dat doe wil ik stilstaan bij de betekenis die God in ons leven heeft.
Voor mij is God alles wat ik niet begrijp van het mysterie van het leven. Hij is voor mij het vertrouwen dat ik heb dat na moeilijke periodes het licht weer zal schijnen hoe zwak het ook mag zijn. Niet alles zal worden zoals ik het zou willen. Maar er zal altijd wel iets goed zijn.
Waarbij Jezus van Nazareth een mens is die mij voorgeleefd heeft welke waarden er in een mensenleven zijn en hoe ik naar die waarden kunnen leven.
Natuurvolkeren schrijven zaken die zij niet kunnen verklaren aan Goden toe.
Wij christelijke Westerlingen vinden dat primitief. Wij erkennen maar één God. Maar wat is het verschil. Voor elk onverklaarbaar natuurverschijnsel of gebeurtenis in het leven een andere God. Of één God voor alles wat we niet kunnen verklaren en waarvan we niet willen inzien dat het gewoon bij het leven hoort. Wij zijn door de wetenschappelijke ontwikkelingen tot het inzicht gekomen zijn dat onze God niet over de natuurverschijnselen gaat en dat gebreken, ziekten, verdriet en dood net als geboren worden, gezondheid en geluk gewoon bij het leven horen.
Het verhaal van David en Batseba is opgeschreven eeuwen geleden door mensen die ervan overtuigd waren dat de God van Israël tot het volk sprak middels profeten en dat hij daarnaast ingreep als iemand te ver over de schreef gegaan.
We hebben zojuist gehoord dat Nathan David middels de parabel over de rijke man die het lam van de arme man liet slachten een spiegel voorhield. Waardoor David inzag wat voor onrecht hij gedaan had.
Was Nathan een door God gezonden profeet of was hij een kritische filosoof die het aandurfde de machtige Koning aan te spreken op zijn daden? Die hem liet zien dat hij het van arme herdersjongen gebracht heeft tot koning over Israël en Judea en alle bezittingen van Saul verkregen heeft, waaronder vele vrouwen. En die het nodig vond om zich de vrouw van een van zijn soldaten toe te eigenen.
Ook bij David gebeuren zaken die voor mensen niet te verklaren zijn en dus aan God toegeschreven worden. Het eerste kind van David en Batseba komt te overlijden. Een noodlot dat ook tegenwoordig menig ouderpaar treft. Nu weten wij dat er recessieve en dominante erfelijke ziekten zijn. En ook dat er ziekten en afwijkingen zijn waarvan nog niet is aangetoond dat zij erfelijk zijn en die we daarom toeschrijven aan spontane mutaties. In de Bijbel wordt het droevige gebeuren verklaard als een straf van God.
De Bijbeltekst eindigt met het verhaal dat David en Batseba een tweede kind krijgen dat zij Salomo noemen. En dat door God gezegend wordt. Het is Salomo die de Tempel zal bouwen.
Het Bijbelverhaal gaat over menselijk gedrag en handelen. De parallellen liggen voor het oprapen. Maar laten we bij onszelf blijven.
Op Witte Donderdag delen we met elkaar het zuur en het zoet. Als symbolen van voor- en tegenspoed die onderdeel zijn van ons menselijk bestaan.
Het vertrouwen dat na een donkere periode er weer licht zal zijn, hoe zwak misschien ook. Dat vertrouwen is wat wij elkaar kunnen geven. Die geborgenheid aan elkaar geven is een opdracht die ieder van ons heeft. Geborgenheid die wij elkaar kunnen geven. Dat ieder van ons kan zeggen ik voel mij gedragen.
Dan is het Halleluja een aanvaarden van het noodlot, een wanhoopskreet om de teleurstelling en het verdriet en een uitzingen van dankbaarheid.